Gedaan met laden. U bevindt zich op: Elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming: invoer in de software (voor bouwaanvragen van 01-01-2018 t.e.m. 31-12-2018) Elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming: invoer in de software (huidig)

Elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming: invoer in de software (voor bouwaanvragen van 01-01-2018 t.e.m. 31-12-2018)

Geldig voor bouwaanvragen van 01.01.2018 tot 31.12.2018 Bekijk tijdslijn

Op deze manieren geeft u een elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming in de EPB-software in.

Invoer als opwekkingstoestel voor ruimteverwarming

De invoer van een warmtepomp voor ruimteverwarming verloopt in twee fasen:

  • fase 1: bepalen of het toestel onder een Ecodesign verordening valt.
  • fase 2: invoer van de eigenschappen van de warmtepomp nodig voor de berekening. Op basis van het resultaat van fase 1 kan de nodige invoer verschillen.

Om na te gaan of de warmtepomp onder een Ecodesignverordening (EU °813/2013 of °206/2012) valt, moeten er eerst enkele algemene vragen ingevuld worden:

  • warmtebron en warmteafgiftemedium van de warmtepomp zoals die in werkelijkheid zal geïnstalleerd worden in dit project.
  • Datum waarop het toestel op de markt werd gebracht, zie ook ‘Invoergegevens voor de EPB software’.
  • Nominaal vermogen van het toestel: hiervoor kijkt u naar het thermische vermogen van de warmtepomp zie ook ‘Invoergegevens voor de EPB software’.

Op basis van deze vragen, bepaalt de software of het toestel onder een van de bovenvermelde verordeningen valt. Er verschijnt een melding hierover in het blauw, zoals in de figuur.

De verdere invoer hangt af van het resultaat van fase 1. Zie ook de uitgewerkte voorbeelden voor warmtepompen die onder Ecodesign vallen.

Als de warmtepomp niet onder Ecodesign valt is de invoer dezelfde als voor projecten met een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor 2018.

Afhankelijk van de warmtebron en het type warmteafgiftemedium verschijnen nog enkele vragen om de correctiefactoren voor het berekenen van de of de SCOPinst te bepalen. Standaard worden waarden bij ontstentenis van de correctiefactoren gebruikt. Als u detailwaarden invoert, kunt u tot betere waarden komen. Meer informatie over deze correctiefactoren vindt u onder ‘Rekenmethode’.

Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het afgiftesysteem

De vertrektemperatuur naar het afgiftesysteem heeft een belangrijke invloed op het rendement van de warmtepomp:

  • als de ontwerpvertrektemperatuur naar het afgiftesysteem gekend is, geeft dit aan ter hoogte van de op het tabblad ‘Afgiftesystemen’. Daaruit berekent de EPB-software de correctiefactor fθ.
  • Als u aangeeft dat die temperatuur niet gekend is, gebruikt de EPB-software de waarde bij ontstentenis die horen bij het ingevoerde afgiftesysteem op dit tabblad.

Meer informatie over de bepaling van de ontwerpretourtemperatuur vindt u bij ‘Invoergegevens voor de EPB-software’.

Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor

Als het verschil tussen de vertrek- en de retourtemperatuur van het afgiftesysteem bij ontwerpomstandigheden gekend is, geeft u dit in op het tabblad ‘Afgiftesystemen’ zoals hierboven vermeld. Hoe u dit verschil bepaalt, kan vindt u bij ‘Invoergegevens voor de EPB-software’.

In dit vak geeft u ook de temperatuurstoename over de condensor in. Dit is de temperatuurstoename bij de COPtest of SCOPON bepaling. Meer informatie over deze waarde vindt u bij ‘Invoergegevens voor de EPB-software’.

Als u het temperatuursverschil over de condensor en tussen vertrek en retour opgeeft, berekent de EPB-software de correctiefactor f∆θ. In het andere geval gebruikt de EPB-software de waarde bij ontstentenis voor de correctiefactor van 0,93.

Correctiefactor voor een pomp op het circuit naar de verdamper

Als de warmtebron van de warmtepomp bodem (zonder directe verdamping) of water is, wordt steeds verondersteld dat er een pomp aanwezig is voor warmtetoevoer naar de verdamper. Als het vermogen van deze pomp gekend is, geeft u dat in in dit blok. Als er meerdere pompen zijn, geeft u de som van de vermogens in. Het elektrisch vermogen is het maximaal elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de elektromotor-pomp-combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, met inbegrip van alle voorschakelapparatuur. Het elektrisch vermogen wordt dus gemeten ter hoogte van de netvoeding.

Als u dit vermogen ingeeft, moet u ook het elektrisch vermogen van de warmtepomp ingeven. Dit is het elektrisch vermogen bij de condities waarbij de COPtest werd bepaald.

Correctiefactor voor luchtdebieten

Als de ontwerpdebieten (in m³/h) doorheen de installatie gekend zijn, en u wenst deze in rekening te brengen, vult u die in in dit blok.

Enkel bij volgende types warmtepompen kan het ontwerptoevoerdebiet (in m³/h) worden ingevuld:

  • een warmtepomp met afgevoerde ventilatielucht als enige warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium
  • een warmtepomp met de combinatie van afgevoerde ventilatielucht en buitenlucht als warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium.

Als u de ontwerpdebieten ingeeft, moet u ook het luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COPtest of SCOPON meting en het maximaal luchtdebiet doorheen de installatie (zoals opgegeven door de fabrikant) invoeren.

Correctiefactor voor de temperatuur van de warmtebron

Deze correctiefactor wordt alleen ingerekend voor warmtepompen die onder Ecodesign vallen. Deze factor brengt het verschil tussen de temperatuur van de warmtebron bij de test waarbij de SCOPON werd bepaald en de temperatuur van de werkelijke warmtebron in rekening. Hiervoor moet u de warmtebron waarbij de SCOPON werd bepaald invoeren. Deze hangt af van het type warmtepomp vermeld op de fiche volgens Ecodesign:

  • Geef ‘water’ in als op de technische fiche staat dat het een water/water warmtepomp is.
  • Geef ‘pekel’ in als op de technische fiche staat dat het een bodem/water warmtepomp is.
  • Geef ‘onbekend’ in als u de warmtebron niet kan achterhalen uit de technische fiche.