Contacteer ons
Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA)
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen zes bestemmingen:
Een gebouw of gebouwdeel bestemd voor individuele of collectieve huisvesting. Ze bestaan uit één of meerdere wooneenheden. Een wooneenheid (ook een EPW-eenheid genoemd) is een eenheid die over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren, meer bepaald:
Voorbeelden zijn:
Een gebouw of gebouwdeel bestemd voor een dienstverleningsfunctie waarin voornamelijk administratief werk wordt verricht. Daaronder vallen ook de gebouwen die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de uitoefening van een vrij beroep zoals gedefinieerd in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen. Voorbeelden zijn:
Een gebouw of gebouwdeel bestemd voor een onderwijsfunctie, zoals:
Een niet-residentieel gebouw of gebouwdeel dat niet onder één van bovenstaande categorieën valt. Hieronder vallen ondermeer gebouwen met een gezondheids-, sport-, handels-, horeca- of bijeenkomstfunctie of andere typen energieverbruikende gebouwen.
Een gebouw of gebouwdeel bestemd voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen. Voorbeelden zijn:
De gemeenschappelijke delen van een gebouw vormen een aparte EPB-eenheid. Binnen de energieprestatieregelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen residentiële en niet-residentiële gemeenschappelijke delen.
Residentiële gemeenschappelijke delen
Residentiële gemeenschappelijke delen omvatten elk fysiek aaneensluitend deel van een gebouw dat
Gemeenschappelijke delen, zoals traphallen, grenzen nagenoeg altijd aan meerdere EPB-eenheden. Alle gemeenschappelijke delen die fysiek aan elkaar grenzen, worden altijd samengenomen in een EPB-eenheid. Ook twee gemeenschappelijke delen van elkaar gescheiden door een deur worden samengenomen, want ze grenzen aan elkaar.
Merk op: Als de gemeenschappelijke delen niet tot het beschermde volume van het gebouw behoren en dus niet verwarmd zijn, beschouwt u ze als aangrenzende onverwarmde ruimten.
Niet-residentiële gemeenschappelijke delen
Niet-residentiële gemeenschappelijke delen omvatten elk fysiek aaneensluitend deel van een gebouw dat
Merk op: Als een gemeenschappelijk deel zowel aan een EPB-eenheid ‘residentieel’ grenst als aan een EPB-eenheid met een andere bestemming dan ‘residentieel’, beschouwt u het als een residentieel gemeenschappelijk deel beschouwd.
Merk op: De wijze waarop u gemeenschappelijke delen in de software invoert, verschilt afhankelijk van het softwarepakket. In de EPB-software Vlaanderen moet men bij de aanmaak van een EPB-eenheid specificeren of het om residentieel of niet-residentieel gemeenschappelijk deel gaat. In de EPB-software 3G moet u aanduiden met welke bestemming het gemeenschappelijk deel in verbinding staat. Als een gemeenschappelijk deel zowel aan een EPB-eenheid 'wonen' grenst als aan een EPB-eenheid met een andere bestemming dan ‘wonen’, wordt het als een residentieel gemeenschappelijk deel beschouwd en moet u dus op de vraag "gemeenschappelijk deel staat in verbinding met" antwoorden dat het hier om 'wonen' gaat.