Gedaan met laden. U bevindt zich op: Rekenmethode ruimteverwarming (voor bouwaanvragen van 01-01-2018 t.e.m. 31-12-2018) Rekenmethode ruimteverwarming (voor bouwaanvragen van 01-01-2019 t.e.m. 31-12-2023)

Rekenmethode ruimteverwarming (voor bouwaanvragen van 01-01-2018 t.e.m. 31-12-2018)

Geldig voor bouwaanvragen van 01.01.2018 tot 31.12.2018 Bekijk tijdslijn

Hoe het  voor ruimteverwarming wordt bepaald, verschilt in functie van het toestel.

Opwekkingsrendement voor ruimteverwarming

Voor warmtepompen die niet onder een van de Ecodesignverordeningen (EU) n° 813/2013, n°206/2012 of n°2016/2281 vallen, wordt het rendement gelijkgesteld aan de gemiddelde (SPF).

Voor warmtepompen die wel onder een van de Ecodesignverordeningen (EU) n° 813/2013, n°206/2012 of n°2016/2281 vallen, wordt het opwekkingsrendement bepaald op basis van een (SCOPinst) en de gebruikstijden en vermogens in de verschillende mogelijke standen van het toestel.

De waarde bij ontstentenis voor opwekkingsrendement voor elektrische warmtepompen hangt af van het type:

  • voor lucht/lucht warmtepompen: 1,25
  • voor alle andere types elektrische warmtepomp: 2.

Betere waarden bij ontstentenis mogelijk voor lucht/lucht warmtepompen

Voor projecten aangevraagd vanaf 2024 is de waarde bij ontstentenis voor lucht/lucht- warmtepompen die onder de Ecodesignrichtlijn vallen beter dan 1.25. Als pragmatische oplossing voor projecten die voor 2024 aangevraagd werden, mag u deze betere waarden ook gebruiken, onder bepaalde voorwaarden (zie hieronder). Concreet geldt dat u voor de SCOP voor lucht/lucht warmtepompen de volgende waarden mag invullen:

  • Voor lucht/lucht multisplit toestellen die onder EU 2016/2281 vallen, waarvoor de geteste combinatie niet overeenstemt met de geplaatste, geeft u 3,3 in voor de SCOP.
  • Voor lucht/lucht multisplit toestellen die onder (EU) n°206/2012 vallen, waarvoor de geteste combinatie niet overeenstemt met de geplaatste, geeft u 3 in voor de SCOP.
  • Voor alle andere lucht/lucht warmtepompen, die niet onder een van de bovenstaande verordeningen vallen, blijft de waarde bij ontstentenis van 1,25 gelden.

U mag deze oplossing toepassen op voorwaarde dat u ons het energieprestatiedossiernummer bezorgt van het project waarin deze oplossing gebruikt werd, via veka@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie).

Opwekkingsrendement op basis van de seizoensprestatiefactor

Deze rekenmethode voor het opwekkingsrendement is geldig voor elektrische warmtepompen die niet onder de Europese verordeningen n° 813/2013 of n°206/2012 vallen.

Productinformatie van een warmtepomp vermeldt meestal een algemene prestatiecoëfficiënt (COP). Deze COP wordt bepaald bij specifieke omstandigheden, zoals een vaste temperatuur van de warmtebron en het afgiftemedium. De prestatie van verschillende warmtepompen kunt u dus vergelijken op basis van deze COPtest. Bij de plaatsing van een warmtepomp in een gebouw, zijn de omstandigheden doorgaans niet dezelfde als deze waarbij de COPtest werd bepaald. Daarom wordt het opwekkingsrendement van een warmtepomp bepaald als de gemiddelde seizoensprestatiefactor (SPF). De SPF is de gemiddelde prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp, berekend over het ganse stookseizoen en in het specifieke gebouw. Daarbij wordt rekening gehouden met het verbruik van bepaalde randapparatuur, zoals pompen in een captatienet.

De SPF wordt bepaald door de COPtest te vermenigvuldigen met enkele correctiefactoren.

SPF = fθ fθ fpumps fAHU COPtest (-)

  • fθ: correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem
  • f∆θ: correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor
  • fpumps: correctiefactor voor het energieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper
  • fAHU: correctiefactor voor het verschil in luchtdebiet bij ontwerp en het luchtdebiet bij de test volgens NBN EN 14511
  • COPtest = de prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp volgens (de gepaste combinatie van) NBN EN 14511 en/of NBN EN 15879-1. Meer informatie over hoe de COPtest moet bepaald worden vindt u bij invoergegevens voor de EPB-software.

Zo worden de projectomstandigheden (die verschillen van de testomstandigheden van de warmtepomp) ingerekend.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende correctiefactoren en hun waarde bij ontstentenis. Meer informatie over hoe deze factoren bepaald worden kunt u vinden in de regelgeving.

Factor

= 1 als

Waarde bij ontstentenis

fθ

lucht als afgiftemedium of directe condensatie

oppervlakteverwarming (vloer-, muur- of plafondverwarming): 0,88

andere afgiftesystemen (radiatoren, convectoren): 0,53

f∆θ

lucht als afgiftemedium of directe condensatie

0,93

fpumps
directe verdamping /of lucht als warmtebron0,83 (5/6)
fAHU
warmtepomp niet op ventilatielucht

afgevoerde ventilatielucht enige warmtebron (zonder voorafgaande menging met buitenlucht)

  • toegevoerde ventilatielucht enig warmteafvoerend fluïdum (zonder recirculatie van ruimtelucht): 0,51
  • warmteafgifte niet alleen aan de toegevoerde ventilatielucht: 0,75
toegevoerde ventilatielucht enig warmteafvoerend fluïdum (zonder recirculatie van ruimtelucht), afgevoerde ventilatielucht niet de enige warmtebron: 0,75
in alle andere gevallen: 1

Opwekkingsrendement op basis van Ecodesigngegevens

Deze rekenmethode voor het opwekkingsrendement is geldig voor elektrische warmtepompen die onder de Europese verordeningen n° 813/2013, n°206/2012 of of n°2016/2281 vallen.

Voor deze warmtepompen wordt het opwekkingsrendement bepaald als:

  • ton, tTO, tCCH, toff en tSB zijn gebruikstijden van de warmtepomp in verschillende standen zoals de aanstand, standby-stand,… Deze gebruikstijden worden vastgelegd in de regelgeving en hangen af van het type warmtepomp en of deze kan koelen of niet.
  • Pnom, PTO, PCCH, Poff en PSB zijn de vermogens horende bij de verschillende standen van de warmtepomp zoals de aanstand, standby-stand,… Deze vermogens zijn terug te vinden op de technische fiche volgens de correcte Europese Ecodesign verordening.
  • SCOPinst is de prestatiecoëfficiënt in actieve modus van de elektrische warmtepomp, rekening houdend met de invloed van de installatie. Deze wordt bepaald door correctiefactoren toe te passen op de prestatiecoëfficiënt in actieve modus en voor gemiddelde klimaatomstandigheden SCOPON. Deze SCOPON kan opgevraagd worden bij de fabrikant of vereenvoudigd bepaald worden in de EPB 3G software.