Gedaan met laden. U bevindt zich op: Plaatselijke ventilatoren bij systeem A en systeem B Ventilatoren

Plaatselijke ventilatoren bij systeem A en systeem B

Geldig voor alle bouwaanvragen

In afwijking van de algemene regel is, bij een ventilatiesysteem A of B, het gebruik van een plaatselijke ventilator toegelaten .

Toegelaten

Een plaatselijke ventilator is in principe toegelaten in alle vochtige lokalen (keuken, toilet, badkamer …), bijvoorbeeld als:

  • u hoog boven het dak uitstekende kanalen wilt vermijden, bijvoorbeeld omwille van esthetische redenen.
  • een bovenliggend lokaal moeilijk toelaat om de ruimte te voorzien van een hoofdzakelijk verticaal afvoerkanaal.

In een ventilatiesysteem A of B is een plaatselijke ventilator in natte ruimten enkel toegelaten als aan deze voorwaarden voldaan is:

  • Het afvoerkanaal waarop de ventilator is aangesloten moet voorzien zijn van een regelbare afvoeropening (RAO)
  • Het afvoerkanaal moet ontworpen zijn voor een maximale luchtsnelheid van 1 m/s. Voor de andere eisen zie Natuurlijke afvoerkanalen.
  • De ventilator moet automatisch in werking treden als de ruimte gebruikt wordt.
  • De ventilator moet na gebruik een nalooptijd hebben die minstens gelijk is aan de kleinste van de volgende waarden:

    ◦ 1800 (s) (= 30 minuten) of 3 V/D (s).

Daarbij is V het volume van de ruimte in liter en D het debiet van de geïnstalleerde ventilator in l/s.

Voorbeeld

Ruimte van 1,2 m lang, 0,9 m breed en 2,6 hoog

  • Volume = 1,2 x 0,9 x 2,6 = 2,8 m³ = 2 800 l
  • Debiet = 20 m³/h = 5,6 l/s
  • Nalooptijd = minimum van:
    • 1 800 s
    • 3 x 2 800 l / 5,6 l/s = 1 500 s.

Merk op dat er geen strikte eis is voor het debiet van die ventilator. Een klein debiet leidt wel tot een lange nalooptijd.

Installaties met afvoerventilatoren met permanente werking worden gezien als ventilatiesystemen C of D.

Niet toegelaten

In de onderstaande gevallen is de combinatie van een regelbare afvoeropening (RAO) met een plaatselijke ventilator niet toegelaten in een systeem A of B. Het afvoerdebiet wordt gelijkgesteld aan nul in de volgende situaties:

  • Het rooster van de afvoeropening is niet regelbaar in minimaal 5 standen of helemaal niet regelbaar.
  • Het debiet van de RAO met ventilator in rust is niet gestaafd door een laboratoriummeting of er is helemaal geen afvoerdebiet als de ventilator in rust is.
  • De combinatie RAO-ventilator is in een horizontaal kanaal geplaatst en de ventilator werkt niet automatisch bij het betreden of bij het in gebruik nemen van de natte ruimte.
  • De combinatie RAO-ventilator is in een horizontaal kanaal geplaatst en de ventilator heeft onvoldoende nalooptijd.

Als het debiet van de RAO voldoet, bepaalt de doorsnede van het afvoerkanaal het ontwerpafvoerdebiet van de ruimte, ook als er een ventilator aanwezig is die niet permanent werkt.

Regelgeving

norm NBN D50-001 § 4.3.1.3 opmerking 3