Contacteer ons
Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA)
Op deze pagina vindt u meer uitleg bij de nodige invoergegevens in de EPB-software.
Voor elektrische warmtepompen die onder Ecodesign vallen:
Voor alle elektrische warmtepompen:
Deze waarde moet u ingeven voor alle warmtepompen die onder Ecodesign vallen, behalve voor lucht/lucht warmtepompen met twee luchtkanalen.
U kunt de SCOPON op meerdere manieren bepalen, zoals hieronder samengevat:
Methode | Bruikbaar voor welk type warmtepomp? | |
Optie 1 | SCOPON opvragen bij fabrikant | alle types |
Optie 2 | SCOPON bepalen met 3G software (optie 'Vereenvoudigde berekening SCOPON') | alle types |
Optie 3 | SCOP uit fiche volgens Ecodesign invullen als SCOPON | lucht/lucht warmtepomp |
Opmerking: afhankelijk van de temperatuurtoepassing moet u de SCOPON bij 55 °C of 35 °C ingeven, zie ook hieronder.
Opmerking: de software toont de berekende waarde van de SCOPON niet als resultaat. Als u deze apart wilt berekenen kunt u dit doen via het externe rekenblad (xls-bestand).
Voor warmtepompen die onder Ecodesign vallen, moet u de temperatuur waarbij de SCOPON werd bepaald, ingeven. Deze temperatuur hangt af van de temperatuurtoepassing die vermeld staat op de technische fiche volgens de correcte Ecodesignverordening.
Temperatuurstoepassing volgens technische fiche | Te selecteren optie in de EPB-software |
Lage temperatuurwarmtepomp = 'nee' | 55 °C (geen lagetemperatuurwarmtepomp) |
Lage temperatuurwarmtepomp = 'ja' | 35 °C (lagetemperatuurwarmtepomp) |
Let op: alle andere gegevens die u uit de fiche volgens Ecodesign haalt, moeten ook bij deze temperatuur bepaald zijn.
Let op: als u voor een warmtepomp een fiche vindt met gegevens bepaald bij 55 °C moet u er van uit gaan dat dit geen lagetemperatuurwarmtepomp is. Het is echter ook mogelijk dat er voor dit type warmtepomp ook een fiche bij 35 °C beschikbaar is. Als u twijfelt, vraagt u dit best na bij de fabrikant.
laagtemperatuurwarmtepomp | nee |
uitgerust met bijkomende warmteopwekker | ja |
combi-warmtepomp | nee |
Voor lucht/lucht warmtepompen met twee luchtkanalen die onder Ecodesign vallen, moet u de COPnom ingeven in de software. Deze waarde moet bepaald zijn volgens de Europese Verordening (EU) nr. 206/2012 en rekening houdend met 'Mededeling 2012/C 172/01' en 'Mededeling 2014/C 110/01'.
Deze temperatuurstoename moet alleen ingevuld worden als u het warmteafgiftemedium ‘water’ kiest.
Ecodesign van toepassing? | Temperatuurstoename over condensor is | ||
ja | temperatuursverschil bij de labo test waarbij de SCOPON werd bepaald |
|
dit wordt automatisch ingevuld in de software |
nee | temperatuurstoename bij de COPtest meting | variabel (vaak 5 °C) | opvragen bij de leverancier |
De EPB-software berekent de correctiefactor f∆θ op basis van het temperatuurverschil over de condensor en het temperatuurverschil tussen vertrek- en retourtemperatuur. Deze factor heeft een invloed op het opwekkingsrendement. Als deze onbekend zijn, zal de EPB-software rekenen met de waarde bij ontstentenis (0,93).
Opmerking: deze vraag verschijnt alleen bij warmtepompen van het type "bodem/water" en "water/water".
Hier geeft u de warmtebron in die gebruikt werd bij de laboratoriumtest waarbij de SCOPON of SGUEheat werd bepaald. U kunt dit afleiden uit de fiche volgens de correcte Europese verordening:
lucht/water warmtepomp | nee |
water/water warmtepomp | nee |
bodem/water warmtepomp | ja |
U kunt drie mogelijke opties invoeren, afhankelijk van het type warmtepomp:
Type warmtepomp volgens technische fiche | Warmtebron waarbij SCOPON werd bepaald |
water/water | water |
bodem/water | pekel |
onbekend | onbekend |
Hier vult u het thermische vermogen van de warmtepomp in, zoals samengevat in de volgende tabel:
Warmtepomp | Thermisch vermogen |
ecodesign – fiche volgens verordening n°813/2013 | parameter Prated |
ecodesign – fiche volgens verordening n°206/2012 | parameter Pdesign |
geen Ecodesign van toepassing | thermisch vermogen bij de COPtest meting |
Als de warmtepomp voorzien is van een elektrische weerstand voor bijverwarming, moet deze weerstand in de volgende gevallen niet ingegeven worden als een bijkomende preferente opwekker:
Let op: het is mogelijk dat de warmtepomp voor sanitiar warm water wel onder Ecodesign valt en voor ruimteverwarming niet, of omgekeerd. Het is dus mogelijk dat u de weerstand voor één functie wel nog apart moet invoeren en voor een andere niet.
In alle andere gevallen moet u de weerstand wel inrekenen als bijkomende niet-preferente opwekker. Dat geldt voor alle warmtepompen die standaard voorzien zijn van een elektrische weerstand voor bijverwarming, ook al is de weerstand softwarematig geblokkeerd, hardwarematig afgekoppeld of zelfs volledig verwijderd.
Alleen als de weerstand een productoptie is voor het betreffende toestel en er kan gestaafd worden dat deze optie niet voorzien is in het toestel op het moment van de aangifte, moet u deze weerstand niet inrekenen. Als de elektrische weerstand een product-optie is en aanwezig is (hetzij in werking, hetzij in geblokkeerde of afgekoppelde toestand) op het moment van de EPB-aangifte, moet u deze wel inrekenen. Meer informatie vindt u bij stavingsstukken.
Warmtepompen met lucht als warmtebron zijn soms voorzien van een elektrisch element in de buitengroep (verwarmingslint) om de verdamper te ontdooien bij lage buitentemperaturen.
De invloed van dat elektrisch element wordt al meegerekend in de COPtest, bepaald volgens de norm EN 14511. U moet dit dus niet inrekenen als niet-preferente warmteopwekker.
Er kunnen zich verschillende situaties voordoen, zoals samengevat in de tabel:
Type warmtepomp | Ingave in de EPB-software |
warmtepomp die standaard reversibel is |
wel actieve koeling, want kan in koelmodus werken |
reversibele warmtepomp, waarvan de koelmodus softwarematig of hardwarematig onmogelijk werd gemaakt | wel actieve koeling, want koelmodus is eenvoudig omkeerbaar |
warmtepomp met productoptie 'reversibel', waar deze optie niet voorzien werd in de warmtepomp. | geen actieve koeling |
warmtepomp die standaard niet reversibel is (en geen andere koudeleveranciers aanwezig) | geen actieve koeling |
Opmerking: bij warmtepompen die buitenlucht als warmtebron gebruiken, kan er in de winter ijs vormen in de buitenunit waardoor de warmte uit de buitenlucht niet meer voldoende kan opgenomen worden. Om deze reden is dit type warmtepomp vaak omkeerbaar om in de winter het gevormde ijs te kunnen ontdooien. Wanneer een warmtepomp met lucht als warmtebron omkeerbaar is alleen om een ontdooicyclus te laten lopen in de winter, moet u die niet als actieve koeling ingeven.
Let op: hierbij mag het niet mogelijk zijn voor de gebruiker om de ontdooicyclus manueel aan te schakelen en zo toch de woning te koelen in de zomer.
Als de warmtepomp aangesloten is op een afgiftesysteem op water, zijn er een of meerdere pompen nodig om het water rond te stuwen. Deze pompen moet u inrekenen als hulpenergie. De volgende pompen rekent u niet in:
Het hulpenergieverbruik voor ventilatoren die geïntegreerd zijn in de warmtepomp moet vaak niet ingerekend worden omdat dit al wordt meegenomen in de COPtest:
De vertrektemperatuur naar het afgiftesysteem heeft een belangrijke invloed op het rendement van de warmtepomp. De EPB-software berekent de correctiefactor fθ op basis van de ontwerpvertrektemperatuur die gerapporteerd wordt.
Meer informatie over de ontwerpvertrek- en ontwerpretourtemperatuur vindt u bij afgifte.
Vanaf de datum waarop een Europese wetgeving omtrent Ecodesign ingaat, mag een fabrikant geen toestellen meer fabriceren en verkopen die niet voldoen aan deze Europese verordening. De fabrikant mag wel nog toestellen verkopen die hij nog op stock had op deze datum. Voor de datum waarop het toestel in de handel gebracht werd, neemt u dus de productiedatum van het toestel.
In de software moet u bij de invoer van een toestel voor warm tapwater aangeven of het toestel een apart opslagvat of een externe warmtewisselaar heeft. Welke mogelijkheden u hier kunt invoeren, vindt u terug bij opslag.
Als de warmtebron van de warmtepomp bodem (zonder directe verdamping) of water is, wordt steeds verondersteld dat er een pomp aanwezig is voor warmtetoevoer naar de verdamper. Het effect van deze pomp wordt meegenomen in de bepaling van het opwekkingsrendement.
Als het vermogen van deze pomp gekend is, kunt u dit ingeven in dit blok. U hoeft dit vermogen niet meer in te geven in het tabblad 'Hulpenergie'. Als er meerdere pompen zijn, geeft u de som van de vermogens in. Het elektrisch vermogen is het maximaal elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de elektromotor-pomp-combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, met inbegrip van alle voorschakelapparatuur. Het elektrisch vermogen wordt dus gemeten ter hoogte van de netvoeding.
Als u dit vermogen ingeeft, moet u ook het elektrisch vermogen van de warmtepomp ingeven. Dit is het elektrisch vermogen bij de condities waarbij de COPtest of SCOPON werd bepaald.
Voor warmtepompen op ventilatielucht kan het ontwerpdebiet afwijken van het opgelegde debiet tijdens de test waarbij de prestatie van het toestel werd bepaald. Dit verschil heeft een effect op het opwekkingsrendement.
Enkel bij volgende types warmtepompen kan het ontwerptoevoerdebiet (in m³/h) worden ingevuld:
Als u de ontwerpdebieten ingeeft, moet u ook de volgende zaken invoeren: