Gedaan met laden. U bevindt zich op: Circulatiepompen: rekenmethode - niet-residentieel (huidig) Circulatiepompen

Circulatiepompen: rekenmethode - niet-residentieel (huidig)

Geldig voor bouwaanvragen vanaf 01.03.2017 Bekijk tijdslijn

Deze pagina geeft meer uitleg over de rekenmethode voor de bepaling van het hulpenergieverbruik van circulatiepompen.

Formulestructuur

Het hulpenergieverbruik voor distributie wordt berekend door voor elke pomp in de de waarde voor het geïnstalleerd vermogen te vermenigvuldigen met de maandelijkse “aan-tijd”.

Vermogen

In het beste geval is een productwaarde gekend, en kunt u die gewoon overnemen. Er zijn 2 mogelijkheden:

  • natlopende circulatiepompen: PL,100% , uit Verordening (EU) n° 641/2009 (Ecodesign);
  • drooglopende circulatiepompen: het maximaal elektrisch vermogen dat de elektromotor kan opnemen bij continu bedrijf; bepaald volgens de norm NBN EN 60034-1 voor “duty type S1”.

Als de bovenstaande productwaarde niet gekend is, rekent de methode met een waarde bij ontstentenis. Deze is afhankelijk van het type distributie:

  • voor warmte- of koudedistributie in functie van de gebruiksoppervlakte van de ;
  • voor een of in functie van de lengte, warmteweerstand en omgevingstemperatuur van de leiding.

Aan-tijd

Voor pompen die zorgen voor warmte- of koudedistributie, wordt de aan-tijd bepaald in functie van:

  • de werkingstijd van de verwarmings- respectievelijk koelinstallatie;
  • de energie-efficiëntie index (EEI) uit de Ecodesign verordening;
  • de pompregeling (geen, aan/uit of andere regeling).

Pompen in een of worden verondersteld om permanent te werken.

Welke pompen inrekenen en welke niet?

Wel inrekenenNiet inrekenen
Elke pomp die zich in het verwarmingssysteem, koelsysteem en/of een circulatieleiding/combilus bevindt.Circulatiepompen in reservestelling: ze zijn immers redundant voor het systeem.
Een pomp die zich in een thermisch zonne-energiesysteem bevindt.En pomp voor sanitair warm tapwater, die zich niet in een circulatieleiding/combilus bevindt: deze pompen worden immers niet (quasi) permanent gebuikt.

Voorbeeld: de pomp tussen de opwekker en het opslagvat die enkel werkt bij het opladen van het opslagvat.