Gedaan met laden. U bevindt zich op: Combilus: invloedsfactoren combilusrendement (huidig) Combilus

Combilus: invloedsfactoren combilusrendement (huidig)

Geldig voor bouwaanvragen vanaf 01.01.2019 Bekijk tijdslijn

Deze pagina beschrijft welke verliezen er allemaal plaatsvinden bij een combilussysteem.

Verliezen in de combilus

Bij de bepaling van het rendement van de wordt rekening gehouden met de volgende verliezen van de combilus:

  • opslagverliezen in de opslagvaten: dit voor zowel gemeenschappelijke als individuele opslagvaten van de verschillende aangesloten EPB-eenheden.
  • verliezen in de afleversets (doorstroomwarmtewisselaars).
  • verliezen van de circulatieleidingen en de leiding tussen de combilus en de gemeenschappelijke warmte-opwekker. Bij deze laatste kan eventueel nog een gemeenschappelijk opslagvat aanwezig zijn.

Bij de berekening van de verliezen van de combilus wordt rekening gehouden met een minimale watertemperatuur van 60 °C in de combilus. Innovatieve systemen die op een intelligente manier een lagere gemiddelde watertemperatuur in de combilus garanderen, kunnen behandeld worden via het principe van gelijkwaardigheid. Dit geldt niet voor de systemen waarvoor al een factor fctrl werd vastgelegd (zie ook ‘Effect van sturing’ verder in de tekst).

Isolatiekwaliteit

De kwaliteit van uitvoering van de isolatie van de combilus wordt ingerekend met een factor (finsul) waarmee de leidingsverliezen worden vermenigvuldigd. Deze factor kan 3 waarden aannemen: 2 (‘niveau 1’), 1,3 (‘niveau 2’) en 1,1 (‘niveau 3’), afhankelijk van de werkelijke isolatie van installatieknopen (bochten, beugels, aftakkingen, kranen en pompen). Hierbij stelt niveau 3 de beste isolatiekwaliteit voor en geeft het laagste E-peil.

Tappunten buiten het EPB-plichtige volume

In sommige gevallen worden nieuwe EPB-eenheden aangesloten op een bestaand combilussysteem. Bv. bij de uitbreiding van een appartementsgebouw of een ziekenhuis. In dit geval hebben de tappunten van het bestaande deel een effect op het rendement van de combilus. Het is mogelijk om rekening te houden met de volgende tappunten buiten het EPB-plichtige volume die aangesloten zijn op de combilus:

  • douches, baden en keukenaanrechten, gelegen in EPW- of
  • andere tappunten, gelegen in EPN-eenheden
  • tappunten gelegen in wooneenheden die geen EPW-eenheid zijn. Hun aandeel in het rendement wordt op een forfaitaire manier ingerekend, zonder rekening te houden met het type en aantal tappunten. Dat gebeurt in functie van het volume van deze wooneenheden
  • douches, baden en keukenaanrechten die zich in een gebouw met niet-residentiële en niet-industriële bevinden en die geen deel uitmaken van een EPN-eenheid. Hun aandeel in het rendement wordt op een forfaitaire manier ingerekend, waarbij wel het aantal douches, baden en keukenaanrechten moet worden aangeduid

Effect van sturing

Voor de bepaling van de verliezen in de combilus wordt steeds uitgegaan van een watertemperatuur van 60°C. In sommige combilussystemen kan de gemiddelde temperatuur beperkt worden door het toepassen van een sturing. Het effect van deze sturing wordt ingerekend door een factor fctrl die wordt vermenigvuldigd met de leidingsverliezen. Bij een goede regeling van de combilus kan het rendement verhogen en dus het E-peil verlagen. De waarde van fctrl hangt af van het type combilus, zoals samengevat in de volgende tabel. Hoe lager fctrl, hoe meer het rendement van de combilus zal verhogen.

Onder debietssturing wordt een automatische debietregelaar bedoeld. In combinatie met intelligent gestuurde onderstations zorgt dit er voor dat de retourleiding - en vaak ook de doorstroomwarmtewisselaars - niet op temperatuur worden gehouden. Dat verlaagt de verliezen in de combilus.

Debietssturing door middel van een kraan hoort hier niet onder.

Type combilusfctrl
Zonder lokale opslag van warm tapwater en zonder debietssturing1,00
Zonder lokale opslag van warm tapwater en met centrale debietssturing ter hoogte van de opwekker0,90
Zonder lokale opslag van warm tapwater en met decentrale debietssturing ter hoogte van het uiteinde van elke hoofdverdeelleiding. Hierbij moet voor minstens 80% van de afleversets de aftakleiding die de hoofdverdeelleiding verbindt met de afleverset korter zijn dan 2 meter0,80
Zonder lokale opslag van warm tapwater en met lokale debietssturing ter hoogte van minstens 80% van de afleversets0,75
Met lokale opslag van warm tapwater en zonder debietssturing1,05
Met lokale opslag van warm tapwater en met debietssturing, centraal ter hoogte van de opwekker, decentraal ter hoogte van de uiteinden van elke hoofdverdeelleiding of lokaal ter hoogte van elke afleverset0,90
Andere gevallen 1,05