Gedaan met laden. U bevindt zich op: Opwekkers voor ruimteverwarming Ruimteverwarming

Opwekkers voor ruimteverwarming

Hoe enkele specifieke invoergegevens bij ruimteverwarming moeten bepaald worden, ontdekt u aan de hand van onderstaande situaties en oefeningen.

Equivalente eenheden (EPC's t.e.m. 31-12-2023)

Bepaal het aantal aangesloten equivalente eenheden bij volgende veelvoorkomende situaties.

    • In een appartementsgebouw worden de radiatoren in de gemeenschappelijke gang op het gelijkvloers bediend door een ketel die ook instaat voor de verwarming van de conciërgestudio. Aangezien de gemeenschappelijke delen niet worden meegeteld als equivalente eenheid, betreft het geen collectieve installatie.

      • Er is dus slechts 1 eenheid aangesloten op de ketel, namelijk de conciërgestudio. De verwarmingsinstallatie wordt bijgevolg ingevoerd als een individuele installatie.
    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevinden zich een café, een kinesitherapiepraktijk en een winkel. Dit zijn de enige eenheden op het gelijkvloers. Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in ?

      • Situatie 1: de oppervlaktes van de niet-residentiële eenheden zijn gekend
        • U gaat na of de eenheden op het gelijkvloers onder de definitie van kleine niet-residentiële eenheid vallen.
        • De bruikbare vloeroppervlaktes zijn: 200 m² voor de winkel, 140 m² voor het café en 60 m² voor de praktijk. Alle eenheden zijn dus kleine niet-residentiële eenheden.
        • In totaal zijn er dus 50 + 3 = 53 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.
      • Situatie 2: de oppervlaktes van de niet-residentiële eenheden zijn niet gekend
        • De bestemming van de eenheden op het gelijkvloers is onbekend. De eenheden kunnen zowel klein als groot niet-residentieel zijn.
        • Op basis van de buitenafmetingen van het gebouw blijkt dat het gelijkvloers 650 m² omvat. Het is dus mogelijk dat één van deze eenheden > 500 m² en dus geen kleine niet-residentiële eenheid is. Zodra een ‘grote’ niet-residentiële eenheid deel uitmaakt van het aaneengesloten niet-residentiële geheel, mag geen van de andere niet-residentiële eenheid nog als ‘klein’ beschouwd worden.
        • Bij de bepaling van het aaneengesloten niet-residentiële geheel moeten redelijke inschattingen worden gemaakt wat betreft de bestemming en de grootte in geval van twijfel.
          • Als het echter uitzonderlijk niet mogelijk is te achterhalen wat de bestemming is, moet er van worden uitgegaan dat het om een niet-residentiële eenheid gaat.
          • Als het echter uitzonderlijk niet mogelijk is te achterhalen welk type niet-residentiële eenheid het is, omdat de afmetingen niet kunnen achterhaald worden, moet er van worden uitgegaan dat het om een ‘grote’ niet-residentiële eenheid gaat.
        • ‘Grote’ niet-residentiële eenheden worden als één equivalente eenheid meegeteld.
        • In totaal zijn er dus 50 + 1 = 51 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.
    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevindt zich een supermarkt van 1200 m². Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming als de supermarkt.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in ?

      • De supermarkt is een grote niet-residentiële eenheid en wordt als 1 equivalente eenheid geteld.

      In totaal zijn er dus 50 + 1 = 51 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.

    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevinden zich een supermarkt van 1200 m² en een verzekeringskantoor van 45 m². Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in ?

      • De supermarkt is een grote niet-residentiële eenheid en wordt als 1 equivalente eenheid geteld.
      • Het kantoor, dat samen met de supermarkt het aaneengesloten niet-residentiële geheel uitmaakt, is bijgevolg geen kleine niet-residentiële eenheid.
      • De supermarkt en het kantoor worden samen als 1 equivalente eenheid geteld.

      In totaal zijn er dus 50 + 1 = 51 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.

    • Bij een woning staat een alleenstaand kantoor > 50 m². De verwarming van het kantoortje is aangesloten op de ketel van de woning.

      Hoeveel (equivalente) eenheden geef ik in ?

      • Voor de woning telt men 1 eenheid.
      • Voor het kantoor telt men 1 eenheid.

      Het betreft dus een collectieve installatie met 2 equivalente eenheden.

    • Een alleenstaande garage wordt enkel gebruikt voor het stallen van de auto en de fietsen. In de garage bevindt zich een radiator die is aangesloten op de ketel die de woning verwarmt.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in ?

      • Woning: 1 eenheid
      • Garage: vormt geen aparte gebouweenheid → geen equivalente eenheid tellen

      Het betreft dus een individuele installatie.

Equivalente eenheden (EPC's vanaf 1-1-2024)

Bepaal het aantal aangesloten equivalente eenheden bij volgende veelvoorkomende situaties.

    • In een appartementsgebouw worden de radiatoren in de gemeenschappelijke gang op het gelijkvloers bediend door een ketel die ook instaat voor de verwarming van de conciërgestudio.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in?

      • Gemeenschappelijke delen niet worden meegeteld als equivalente eenheid, betreft het geen collectieve installatie.
      • Er is dus slechts 1 eenheid aangesloten op de ketel, namelijk de conciërgestudio. De verwarmingsinstallatie wordt bijgevolg ingevoerd als een individuele installatie.
    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevinden zich een café, een kinesitherapiepraktijk en een winkel. Dit zijn de enige eenheden op het gelijkvloers. Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in?

      • 50 appartementen → 50 equivalenten eenheden
      • Café, praktijk en winkel: tellen als aparte eenheid, ongeacht hun grootte → 3 equivalente eenheden

      In totaal zijn er dus 50 + 3 = 53 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.

    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevindt zich een supermarkt van 1200 m². Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming als de supermarkt.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in?

      • 50 appartementen → 50 equivalenten eenheden
      • Supermarkt: 1 equivalente eenheid, ongeacht de grootte

      In totaal zijn er dus 50 + 1 = 51 equivalente eenheden op de installatie aangesloten.

    • Een EPC wordt opgemaakt voor een appartement in appartementsgebouw met 50 appartementen. Op het gelijkvloers van dit gebouw bevinden zich een supermarkt van 1200 m² en een verzekeringskantoor van 45 m². Alle eenheden binnen het gebouw zijn aangesloten op dezelfde installatie voor ruimteverwarming.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in?

      • 50 appartementen → 50 equivalenten eenheden
      • Supermarkt: 1 equivalente eenheid, ongeacht de grootte
      • Kantoor: 1 equivalente eenheid, ongeacht de grootte

      In totaal zijn er dus 50 + 2 = 52 equivalente eenheden op de collectieve installatie aangesloten.

    • Bij een woning staat een alleenstaand kantoor > 50 m². De verwarming van het kantoortje is aangesloten op de ketel van de woning.

      Hoeveel (equivalente) eenheden geef ik in ?

      • Voor de woning telt men 1 eenheid.
      • Voor het kantoor telt men 1 eenheid.

      Het betreft dus een collectieve installatie met 2 equivalente eenheden.

    • Een alleenstaande garage wordt enkel gebruikt voor het stallen van de auto en de fietsen. In de garage bevindt zich een radiator die is aangesloten op de ketel die de woning verwarmt.

      Hoeveel equivalente eenheden geef ik in ?

      • Woning: 1 eenheid
      • Garage: vormt geen aparte gebouweenheid → geen equivalente eenheid tellen

      Het betreft dus een individuele installatie.

Als de bestemming van de eenheid niet gekend is, telt men 1 equivalente eenheid.

Testrendement bij 30% deellast

  • Bij het opzoeken van het testrendement van een ketel vind ik een technische fiche terug. De testnorm is niet vermeld. Mag het testrendement uit deze fiche worden overgenomen?

      Ja, deze productinformatie is opgesteld volgens EU-verordening Nr. 813/2013 en is een aanvaard bewijsstuk. Gegevens uit bewijsstukken moeten overgenomen worden.

    • In de technische fiches en handleidingen kan het testrendement worden opgezocht.
      Noteer minstens merk, type en serienummer van de opwekker.

    Referentiejaar fabricage

    Wanneer er geen gegevens kunnen achterhaald worden over het testrendement, is het bij bepaalde types van ketels belangrijk om het referentiejaar fabricage te achterhalen. Zo bepaalt de rekenkern(PDF bestand opent in nieuw venster) het opwekkingsrendement van niet-condenserende ketels o.a. op basis van het fabricagejaar.

    Het VEKA stelde een gids(PDF bestand opent in nieuw venster) op waarmee het fabricagejaar uit de serienummers van ketels kan afgeleid worden.

    Belangrijk is dat de voorgestelde werkwijze enkel mag gebruikt worden bij eenzelfde type ketel en opbouw van serienummer als voorgesteld in de gids. Bij twijfel moet steeds de fabrikant gecontacteerd worden.

    Reversibele lucht-lucht warmtepompen

    Reversibele warmtepompen kunnen koelen en verwarmen en moeten bijgevolg zowel bij verwarming als bij koeling worden ingevoerd.

    De technische documentatie geeft informatie of de warmtepomp over beide functies beschikt of niet.

    • Bij reversibele warmtepompen staat zowel het rendement bij koeling (S)EER als bij verwarming (S)COP vermeld.
    • Als het toestel slechts één van de twee functies (verwarmen of koelen) heeft, staat er ‘n.v.t.’ of ‘niet van toepassing’ vermeld respectievelijk bij het rendement bij verwarming (S)COP of het rendement bij koeling (S)EER.

    Bij twijfel of de warmtepomp over beide functies beschikt, moet worden aangenomen dat de warmtepomp reversibel is en dus zowel bij koeling als verwarming moet worden ingevoerd.

    Ruimtecluster voor verwarming en koeling

    Het volume van de ruimteclusters voor verwarming en koeling die gekoppeld worden aan een reversibele lucht-lucht warmtepomp, kan verschillen.

    • Bij de ruimtecluster voor verwarming kunnen ook indirect verwarmde of niet verwarmde ruimtes tot de cluster horen.
    • Bij de ruimtecluster voor koeling worden enkel de direct actief gekoelde ruimtes meegerekend. Indirect gekoelde of niet gekoelde ruimtes behoren niet tot de ruimtecluster.

    De energie-efficiëntieklasse op het energielabel wordt voorgesteld door een letter en een bijhorende kleur.

    Voor reversibele warmtepompen wordt het label voor de verwarmingsfunctie én voor de koelfunctie getoond. Er moet dan ook opgelet worden dat het label voor verwarming wordt overgenomen en ingevoerd.